Het Hooggerechtshof van Madrid (TSJM) heeft zojuist het beroep van projectontwikkelaar Lezo Gestión Inmobiliaria tegen de boete van 251.000 euro verworpen, die in oktober 2024 door de administratieve rechtbank 19 van de hoofdstad was bevestigd voor het kappen van één enkele boom die als beschermd was geclassificeerd. Het gaat om een historische boete voor het kappen van één enkele boom. De gemeenteraad van Pozuelo de Alarcón (geregeerd door de PP) had deze boete in januari 2023 opgelegd aan deze projectontwikkelaar, die een project van 14 luxe woningen heeft gebouwd, wegens het overtreden van de ‘Wet 8/2005 van 26 december inzake de bescherming en bevordering van het bosareaal van de Gemeenschap van Madrid’.
Op de website van de projectontwikkelaar staat dat alle woningen inmiddels zijn verkocht. Het gaat om “geschakelde en halfvrijstaande woningen met vijf en zes slaapkamers. Ze hebben allemaal twee ondergrondse parkeerplaatsen met privétoegang”. De prijs in dit gebied en voor dit type woningen bedraagt meer dan een miljoen euro per woning. Het TSJM heeft alle argumenten van de projectontwikkelaar afgewezen en aangegeven dat de technische rapporten van de gemeente, de getuigenis van een buurman en het bewijsmateriaal dat op het perceel is gevonden, bevestigen dat de boom is gekapt omdat hij de bouw van twee van de villa’s in de weg stond.
Dit verhaal is heel eenvoudig. In 2021 werd de coöperatie Residencial Santiago Maganto opgericht om 14 luxe villa’s te bouwen op een perceel van 3.546 vierkante meter aan de Calle Santiago Maganto, in het centrum van Pozuelo. De leden van de coöperatie huurden Lezo Gestión Inmobiliaria in voor het beheer van het project. Maar de ceder in kwestie stond de bouw van twee van de 14 geplande villa’s in de weg. De projectontwikkelaar stelde de gemeente voor om de boom te verplaatsen naar een andere locatie, met het argument dat “hij op een zwakke ondergrond van puin stond, met weinig wortels”. Omdat deze boom niet gekapt kon worden, werd het project kleiner (van 14 naar 12 woningen) en daalde daarmee ook de winst.
Maar de gemeente verzette zich hiertegen en voerde aan dat de ceder in perfecte staat was en door de wet werd beschermd. Maar op 29 januari 2022 was de boom verdwenen. Lezo voerde aan dat het een toevallige omval was, mogelijk veroorzaakt door slechte weersomstandigheden, waarschijnlijk door windstoten. Maar de gemeente geloofde deze versie nooit. De gemeentelijke inspecteur die het terrein bezocht, “ontkent ten stelligste de mogelijkheid van omvallen door weersomstandigheden”, omdat er die dag geen wind stond. De boom kon dus niet omvallen. De gemeente startte een sanctieprocedure en legde Lezo een boete op. De projectontwikkelaar stapte naar de rechter. Een rechtbank gaf de gemeente gelijk. Lezo ging opnieuw in beroep bij het TSJM.
“Opzettelijke omverwerping”
Nu, in een nieuwe uitspraak van 8 september, wijst het TSJM erop dat het geleverde bewijs “leidt tot de noodzakelijke opzettelijke omverwerping van de boom, waarbij een toevallige val wordt uitgesloten”. Niet alleen moet rekening worden gehouden met het gemeentelijk rapport, maar ook met de “sporen van machines (groeven in het gazon in slechte staat) die naar de boom leiden” als “aanvullend indirect bewijs” dat wijst op “opzettelijke omverwerping”. Daar komen nog de verklaringen van twee getuigen bij die “het kappen niet hebben kunnen zien, maar wel de aankomst van een vrachtwagen/bouwmachine ’s nachts, terwijl de boom nog stond, en hoe de volgende dag de resten van de gekapte boom werden afgevoerd”.
Het TSJM bekritiseert zelfs dat de projectontwikkelaar als bewijs de getuigenis van de broer van de technisch directeur van het project heeft aangevoerd, die de onopzettelijke omverwerping van de ceder verdedigde, en is van mening dat “het als een bijkomend element in overeenstemming met de opzet moet worden beschouwd” dat als de beschermde boom niet van de plaats waar hij stond werd verwijderd, er chalets niet konden worden gebouwd. Het Hof herinnert eraan dat de boom, die 66 jaar oud was en een stamdiameter van 75 centimeter had, wettelijk beschermd was.
Wat het bedrag van de boete betreft, verzekert het TSJM dat deze niet “willekeurig en onevenredig is, aangezien de overheid rekening houdt met een aantal factoren, zoals de leeftijd van de boom, het aantal bomen, de boomsoort, de vertraging (afwezigheid) bij het herstellen van de schade, de impact, de opzet, enz.” en dat “het gedrag nooit economisch rendabel kan zijn voor de overtreder, aangezien de overheid van mening is dat het kappen van de boom de bouw van 14 woningen op het terrein mogelijk heeft gemaakt, met een marktprijs die in totaal een factor 1 tot 100 hoger ligt dan de opgelegde boete”.
“De bovenstaande overwegingen leiden noodzakelijkerwijs tot de afwijzing van het ingestelde beroep, waarbij de appellant de proceskosten van de tweede instantie worden opgelegd”, concludeert het TSJM, dat de proceskosten die de projectontwikkelaar moet dragen op 2.600 euro (plus de bijbehorende btw) schat.